6. Boolean
In de voorgaande hoofdstukken heb je al verschillende variabele typen gezien, zoals integer, float of string. Dit hoofdstuk kijken we uitgebreider naar het variabele type boolean. Een boolean kent slechts 2 waarden: TRUE (=waar) of FALSE (=niet waar). In C++ wordt TRUE weergeven door een 1 en FALSE door een 0.
Voorbeeld:
Opdracht 6.1 Probeer bovenstaande code uit. Wat is de waarde van uitkomst als: uitkomst = ((5*2) == 11)? De voorwaarde van een if-statement is een stukje code van het type boolean. Zoals je al gezien hebt als de voorwaarde TRUE is dan wordt het eerste gedeelte van de if-statement uitgevoerd. En als de expressie FALSE is dan wordt het else gedeelte uitgevoerd.
We kijken nog een keer naar de voorwaarde in het volgende if-statement:
If (getal < 10)
(getal < 10) -> dit is een stukje code van het type boolean
Als getal de waarde 9 heeft dan heeft de boolean de waarde TRUE want 9 is kleiner dan 10.
Als getal de waarde 11 heeft dan heeft de boolean de waarde FALSE want 11 is niet kleiner dan 10.
De volgende operatoren kan je gebruiken bij booleans
AND
&&
De AND-operator levert True op als beide voorwaardes True zijn. In alle andere gevallen is het resultaat false.
If ((getal1 < 10) and (getal2 < 10))
OR
||
De OR-operator levert True op als een beide voorwaardes True is. Dus alleen als beide voorwaardes False zijn, levert de OR-operator False op.
If ((getal1 < 10) or (getal2 < 10))
NOT
!
De NOT-operator keert de waarde om. Dus als de voorwaarde False is wordt deze True en andersom
if (not(getal<10))
Opdracht 6.2 Hieronder staat een programma voor een pinautomaat. Een pinautomaat moet kijken of iemand de goede pincode heeft ingetoetst, of er nog geld op de rekening staat en of er nog niet teveel geld is gepind op die dag. - Probeer de code uit. Probeer ook verschillende waarden voor de 3 variabelen. - De code ziet er niet heel overzichtelijk uit. Verander de code door gebruik te maken van de logische operatoren AND, OR and NOT. Het is mogelijk om maar één if statement te gebruiken.
Opdracht 6.3 Schrijf een programma dat controleert of een ingevoerd wachtwoord voldoet aan de volgende eisen. Probeer maar één if statement te gebruiken.
Als het wachtwoord 12 tekens of langer is, dan moet het of een cijfer of een speciaal teken (= !@%) bevatten.
Als het wachtwoord korter is dan 12 tekens, dan moet het en een cijfer en een speciaal teken (=!@%) bevatten.
Het wachtwoord moet altijd langer zijn dan 8 tekens.
Ook in een for-lus wordt een boolean gebruikt.
Opdracht 6.4 Welk gedeelte van de for-lus is van het type boolean?
Last updated